Scheel zien levert een dubbelbeeld op. Één oog kijkt echt naar een voorwerp en het andere oog kijkt naar iets anders. Het verschil kan heel subtiel zijn. Beide ogen zouden exact naar het punt van aandacht moeten kijken. Beide ogen moeten exact uitgelijnd zijn. Is dat niet zo dan spreken we van scheel zien of strabisme.
Vormen van Scheel zien
- Esofoor, als één van de ogen de neiging heeft om naar binnen te draaien.
- Exofoor, als één van de ogen de neiging heeft om naar buiten te draaien.
- Hyperfoor, als één van de ogen de neiging heeft om naar boven te draaien.
- Hypofoor, als één van de ogen de neiging heeft om naar beneden te draaien.
Bij scheel kijken zijn er natuurlijk ook combinaties van bovenstaande 4 hoofdvormen mogelijk.
Fusie
Omdat ieder oog een beeld oplevert wat in de hersenen tot één beeld gefuseerd moet worden, moeten de beelden wel juist zijn.
Juist fuseren van een dubbelbeeld
Bij scheel kijken kunnen de hersenen de beelden niet fuseren omdat ze niet zodanig overeenkomen er één beeld van gemaakt kan worden. Het resultaat is dan dubbel beeld, het dubbel zien.
In een vergevorderd stadium van scheel kijken kan het beeld van oog uitgeschakeld worden door de hersenen omdat het verwarrend is. In dat geval spreken we van Amblyopie / lui oog.